Kofi (slavernij)
Onder in het ruim
hongerig en bang,
zitten honderd slaven,
zeven weken lang.
Klagen heeft geen zin.
Niemand die ze hoort.
Ziekzijn evenmin.
Dan ga je overboord.
Eindelijk aan land.
Wachtend op hun beurt.
Ketting om hun benen,
worden ze gekeurd.
Eerst wordt er een merk
in hun hand gebrand.
Daarna gaan ze mee
daar in dat vreemde land.
Refrein:
Kofi zit op de plantage.
Uren tuurt hij in de nacht.
Denkend aan die verre wereld
waar hij ooit is grootgebracht.
Alle dagen keihard werken.
Levenslange slavernij.
Maar 's nachts komen
mooie dromen.
Zijn gedachten blijven vrij.
Altijd aan het werk.
Nooit een dagje vrij.
Als het werk niet af komt,
is de baas niet blij.
Iedereen gaat 's nachts
doodmoe naar z'n bed.
Door de harde zweep
komt niemand in verzet.
Refrein:
Kofi zit op de plantage.
Uren tuurt hij in de nacht.
Denkend aan die verre wereld
waar hij ooit is grootgebracht.
Alle dagen keihard werken.
Levenslange slavernij.
Maar 's nachts komen
mooie dromen.
Zijn gedachten...
zijn gedachten...
zijn gedachten blijven vrij.
Over dit liedje
Tekst: Marian van Gog
Muziek: Majel Lustenhouwer